WEES STERK EN HEB GOEDE MOED
Den Hertog - Houten Ds. S. Maljaars WEES STERK EN HEB GOEDE MOED Momenten uit het leven van Jozua
© 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3248 3 Illustratie omslag: David Roberts, Jericho (1839). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud Woord vooraf 9 1. Gods opdracht aan Jozua 11 2. Gods genadewerk in het leven van Rachab 28 3. Gedenkstenen bij de Jordaan 45 4. De sleutelstad Jericho ingenomen 61 5. Rondom het dal van Achor 77 6. De Heere strijdt voor Israël 92 7. De vrijsteden in Kanaän 107 8. Jozua neemt afscheid van het volk 124
9 Woord vooraf ‘Wees sterk en heb goede moed.’ Het zijn woorden die de Heere verschillende keren tot Zijn knecht Jozua heeft gesproken. Blijkbaar had de leidsman van het volk Israël deze bemoediging nodig. Hij stond voor de grote taak om het volk Israël het land Kanaän binnen te leiden. We gaan lezen in het bijbelboek Jozua. We komen de dienaar van Mozes op verschillende momenten tegen. Aan het begin van zijn ambtsuitoefening wordt Jozua door woorden en daden van de Heere gesterkt. Na de doortocht door de Jordaan laat hij ter gedachtenis aan Gods hulp gedenkstenen oprichten. Bij de inname van sleutelstad Jericho bevestigt de Heere dat Hij aan de zijde van Jozua staat. De geschiedenis rond de verovering van Ai betekent een dieptepunt voor de leider van Israël. Toch opent de Heere in het dal van Achor een deur der hoop. In de slag bij Gíbeon wordt Jozua op een zeer bijzondere wijze verhoord. Zon enmaan blijven stilstaan totdat de strijd voorbij is. In het aanwijzen van de vrijsteden klinkt door middel van Jozua de prediking van Gods recht en genade door. Op indrukwekkende wijze neemt de knecht des Heeren afscheid van het volk te Sichem, waar ook het verbond wordt vernieuwd. De acht hoofdstukken van dit boek zijn bewerkte preken
10 uit een vervolgserie, gehouden in mijn tweede gemeente Meliskerke. Ze zijn op schrift gesteld en omgewerkt tot geschikte leesstof. We willen redacteur Hans Versloot van uitgeverij Den Hertog bedanken voor de goede samenwerking rondom deze uitgave. Ieder mens heeft een strijd op de aarde. Groot is het als de Heere laat merken dat Hij daarin van ons afweet. Nodig is het dat we door Gods genade ook de geestelijke strijd leren kennen, verbonden aan de Meerdere van Jozua, de Heere Jezus Christus. Door Hem krijgen de woorden van de titel voor zwakke strijders zo’n waarde: Wees sterk en heb goede moed! Van harte hopen we dat dit boek tot onderwijs en zegen mag zijn voor de lezers. ’s-Gravenpolder, september 2023 ds. S. Maljaars
11 1. Gods opdracht aan Jozua Lezen: Jozua 1 Wees sterk en heb goede moed, want gij zult dit volk het land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven. Jozua 1:6 Het boek Jozua staat in de Bijbel tussen de vijf boeken van Mozes en het boek Richteren. Het begint met de woorden: ‘Het geschiedde nu na de dood van Mozes.’ Zo sluit het boek Jozua direct aan op het vorige, Deuteronomium. Tegelijk is dit bijbelboek een inleiding op het volgende, het boek Richteren. Die voortgaande lijn zien we door het hele Oude Testament. De geschiedenissen waarin we lezen over Gods handelen met Zijn volk Israël rijgen zich aaneen. Uiteindelijk loopt het uit op de komst van de Heere Jezus Christus in de wereld. Want uiteindelijk gaat het om Hém, de Meerdere van Jozua. In de inleiding van dit bijbelboek schrijft de kanttekenaar dat Jozua in zijn naam en ambt een bijzonder voorbeeld is geweest van de Heere Jezus Christus, Die de gelovigen in de ware rustplaats, het hemelse Kanaän brengt. Daarom trekken we steeds de lijn naar Hem door.
12 Een belovend God is een vervullend God We kunnen de 24 hoofdstukken van het boek Jozua precies in tweeën verdelen. De hoofdstukken 1 tot en met 12 beschrijven de inname van Kanaän. Ze gaan over de intocht en de verovering van het land. In de hoofdstukken 13 tot en met 24 lezen we over het bezit van Kanaän. Het land wordt verdeeld en het volk mag erin wonen. Daarbij geeft Jozua Gods geboden en inzettingen door aan het volk. De Israëlieten dienen te weten hoe ze zich in het Beloofde Land ten opzichte van de Heere moeten gedragen. In het boek Jozua blijkt heel duidelijk dat de Heere Zijn Woord vervult. Het gaat dan met name over de belofte die Hij aan Abraham, Izak en Jakob heeft gegeven, dat hun nageslacht het land Kanaän zal beërven. In het boek Jozua zien we dat een belovend God ook een vervullend God is. We horen de Heere spreken in vers 2: ‘Het land, dat Ik hun, de kinderen Israëls, geef’. Letterlijk staat er: dat Ik hun ben gevende. Dus de Heere is bezig om het land aan het volk te geven. Het is iets waarmee Hij begonnen is en waarmee Hij doorgaat. Zo kunnen we het bijbelboek Jozua eigenlijk in twee korte zinnen samenvatten: Gods Woord is waar en Gods werk gaat door. Gods Woord is waar. Uit alles blijkt de waarheid van Gods belofte. God blijft trouw aan Zijn Woord. Het volk komt in Kanaän. De Heere heeft het beloofd, Hij heeft Zijn Woord gegeven. Het gebeurt ook. Het volk trekt het Beloofde Land binnen. Gods werk gaat door. God is bezig het land te geven. Na veertig jaar staan ze hier aan de grens van Kanaän. Maar in al
13 die woestijnjaren en ook in de eeuwen daarvoor is de Heere reeds bezig om hun het land Kanaän te geven. Zo gaat het werk van de Heere door. Ook al moet er nog strijd geleverd worden. Ook al zijn ze nog niet ín het land Kanaän. Ook al zullen ze nog vele hindernissen tegenkomen. Maar: Ik ben het land aan Mijn volk gevende. Zo wordt in het boek Jozua beschreven dat de Heere door alle onmogelijkheden en beproevingen heen bezig is Zijn volk in de rust te brengen. Gods Woord is waar en Gods werk gaat door... Deze twee korte zinnen gelden ook voor het leven van Gods kinderen: al gaat het door de diepte van de strijd, het Woord van de Heere is waar en het werk van de Heere gaat door. Hij is bezig om Zijn volk toe te bereiden voor het hemelse Kanaän der rust. Een belovend God is een vervullend God! De Heere spreekt ‘Het geschiedde nu na de dood van Mozes, de knecht des Heeren, dat de Heere tot Jozua, de zoon van Nun, Mozes’ dienaar sprak’, zo begint het boek Jozua. De Heere spreekt. Zijn Naam staat hier met vijf hoofdletters geschreven. Hij is Jehova, de God des eeds en des verbonds. Hij doet wat Hij belooft. Hij spreekt bemoedigende woorden tot de nieuwe leidsman. Na de dood van Mozes werd een rouwperiode van dertig dagen in acht genomen. Nu moet het volk weer verder. Inmiddels zijn ze bij de plaats Sittim in het Overjordaanse aangekomen. Aan de overzijde van de Jordaan ligt het Beloofde Land. In het Oude Testament sprak de Heere wel door de hogepriester via de Urim en de Thummim. Dus dan had Jozua deze woorden gehoord door tussenkomst van hogepriester
14 Eleazar, de zoon van Aäron. Andere verklaarders zeggen dat de Heere rechtstreeks tot Jozua sprak vanuit de tent der samenkomst. In ieder geval: de Heere heeft wat tegen Jozua te zeggen. Jozua, de opvolger van Mozes, staat voor een immens grote taak, die hij in eigen kracht nooit zal kunnen vervullen. Hoe moet hij het volk in Kanaän gaan brengen en de vijanden verdrijven? En nu zegt God: ‘Niemand zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen uws levens.’ Jozua is een man van ongeveer tachtig jaar. Als hij sterft, is hij honderdtien jaar oud. Er liggen nog zo’n dertig levensjaren voor hem, waarin hij deze levenstaak zal moeten uitvoeren: het volk in Kanaän brengen en het land onder hen verdelen. Alleen met de Heere zal het gaan. Gelijk als Ik met Mozes geweest ben... Jozua, de zoon van Nun, is ook maar gewoon een man uit een van de stammen van Israël. Hij is afkomstig uit de stam van Efraïm. Hij wordt de ‘dienaar van Mozes’ genoemd. Zo kreeg hij zijn eigen plaats onder het volk. De Heere heeft hem verkoren om steeds in de nabijheid van Mozes te zijn. We weten het uit de geschiedenissen van de woestijnreis. Jozua moet het werk van Mozes niet overdoen, maar hij mag het gaan voltooien. Pas helemaal aan het eind van het boek wordt Jozua de ‘knecht des Heeren’ genoemd (Joz. 24:29). Met die titel wordt zijn levenswerk samengevat: als een getrouwe knecht heeft hij zijn taak volvoerd. In die omschrijving wordt ook iets van zijn levensgang getekend: de dienaar van Mozes wordt gaandeweg door de Heere geoefend in gehoorzaamheid en afhankelijkheid. De Heere gaat Jozua bemoedigen: ‘Gelijk als Ik met Mozes
15 geweest ben, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten’ (vs. 5). God wil zeggen: Jozua, u bent hier bij Sittim aangekomen. Nog even en dan zult u de Jordaan over moeten gaan. Het volk zal het land erfelijk gaan bezitten. Maar zie eens terug, Jozua. Ik beloof u dat, zoals Ik met Mozes geweest ben, Ik met u zal zijn! Mozes was de leidsman, de leraar van Jozua. Wat heeft Jozua het duidelijk gezien: de Heere was met Mozes. Hij zag het, omdat hij altijd dicht bij Mozes in de woestijn verkeerde. Denk maar aan de strijd met Amalek bij Rafidîm. Mozes gaat de berg op, terwijl Jozua het leger moet aanvoeren. De oude knecht des Heeren heft zijn staf omhoog. Als Mozes’ handen zwaar beginnen te worden, zijn daar Aäron en Hur, die zijn handen ondersteunen. Wat heeft Jozua toen gemerkt: de Heere is met Mozes! Want als Mozes’ handen naar beneden gingen, was Amalek de sterkste, maar als Mozes zijn handen omhoog hief, had Israël de overhand en behaalde Jozua de overwinningen. Nog zo’n moment. Toen het volk bij de berg Sinaï aangekomen was, zei de Heere dat Mozes op de berg moest klimmen om daar de stenen tafelen te ontvangen. Toen mocht Jozua mee de berg Sinaï op. Jozua moest wachten totdat Mozes weer terugkwam. Enwat heeft hij toen gezien? De Heere is met Mozes! Het vel van Mozes’ aangezicht glinsterde. Het blonk, omdat Mozes iets van de achterste delen van de Heere had mogen zien. Toen heeft Jozua het heel duidelijk geweten: de Heere is met Mozes. Ik zal met u zijn Leermeester Mozes, bij wie Jozua altijd om raad kon vragen,
16 is gestorven. Maar nu zegt de Heere: ‘Gelijk als Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn.’ Dat is een wonder! Het is niet de eerste keer dat Jozua dit hoort. Hij heeft het uit de mond van Mozes zelf gehoord. In Deuteronomium 31 roept Mozes het volk bij zich, ook Jozua. En dan zegt hij in het bijzonder tegen zijn dienaar, terwijl de andere Israëlieten erbij staan: ‘De Heere nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat. Die zal met u zijn.’ Terwijl hij hier voor die ontzaglijk grote taak staat, mag Jozua ervaren: de Heere is Dezelfde en Zijn gesproken woord blijft vast. Wat is het waar: Gij evenwel, Gij blijft Dezelfd’ o Heer’! Gij zijt vanouds mijn Toeverlaat, mijn Koning (Ps. 74:12, ber.). Wat is de les? Als Gods dienaren sterven, blijft de Heere. Als de Heere Zijn knechten wegneemt, wil dat niet zeggen dat Hij Zelf weggaat. Hij spreekt tot Jozua: ‘Gelijk als Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn.’ Wat een rijke bemoediging voor een man die voor een onmogelijk werk staat. Calvijn merkt treffend op: ‘De aaneenschakeling van genadeblijken zal bij Mozes’ opvolger niet onderbroken worden.’ De Heere komt terug op Zijn eigen Woord. Jozua heeft eerder gehoord dat de Heere met hem zal zijn, toen Mozes hem dit in de Naam des Heeren toevoegde. Nu mag Jozua het opnieuw horen, hier uit Gods eigen mond. Waarom is deze herhaling nodig? Al degenen die op Gods leerschool een plaats kregen, begrijpen dit zo goed. We kunnen Gods woorden gehoord hebben, maar het is zo nodig dat de Heere het opnieuw zegt. Steeds hebben we nieuwe genadeblijken nodig. Daarom gaan Gods kinderen vragen: ‘Heere, wilt U op Uw Woord terugkomen? Wilt
17 U het nog eens zeggen? Mogen Uw woorden bevestigd worden?’ Wat kan Gods volk erom verlegen zijn, bijzonder op momenten dat ze niet weten hoe het moet. Niet begeven en niet verlaten De Heere bemoedigt Jozua: ‘Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik ook met u zijn.’ Wie God wás in het verleden, ís Hij in het heden en blíjft Hij in de toekomst. Als nu de God van het verleden in het heden met u gaat, Jozua, dan zal Hij ook in de toekomst voor u zorgen. ‘Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten!’ Niet begeven wil zeggen: Ik laat u niet alleen, Ik blijf u altijd trouw. Niet verlaten houdt in: Ik laat u niet aan uw lot over. Jozua moet het volk over de Jordaan brengen. En dat is een vólle Jordaan, tot aan haar oevers gevuld. Lees maar in het vervolg. En achter die rivier ligt een vól land. Kanaän zit vol vijanden. Hoe moet je nu met zo’n groot volk door zo’n brede rivier naar zo’n machtig land? Maar nu belooft de Heere aan Jozua dat Hij erbij zal zijn. God laat Zijn volk nooit in de steek. Calvijn zegt: ‘Er is dikwijls vrees in het leven van de gelovigen, die wantrouwen geeft. Zij raken dan bij het minste of geringste gevaar in paniek, totdat ze ervan overtuigd worden dat God hen bij zal staan.’ De Heere moet er Zelf steeds aan te pas komen. De ware gelovigen kunnen niet leven bij een conclusie. Steeds opnieuw moeten ze het uit de mond van de Heere horen: ‘Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten.’ Deze belofte geldt niet alleen voor Jozua, maar voor al Gods kinderen. De apostel schrijft aan de Hebreeën: ‘Weest vergenoegd met het tegenwoordige, want Hij heeft gezegd: Ik
18 zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten. Zodat wij vrijmoediglijk durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen wat mij een mens zal doen’ (Hebr. 13:5, 6). Zo is dit woord van God niet alleen een woord voor Jozua, in 1406 voor Christus bij Sittim, als hij staat voor een grote taak. Het is een woord voor Gods volk van alle tijden en alle plaatsen, gepast in hun omstandigheden. Zes keer ‘Wees sterk en heb goede moed’ We lezen in vers 6: ‘Wees sterk en heb goede moed, want gij zult dit volk het land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven.’ Wees sterk een heb goede moed... Dat wordt nogal eens gezegd tegen de nieuwe leidsman van het volk Israël. Misschien denk je: lees ik die woorden nu alweer? ‘Wees sterk en heb goede moed’, in vers 6. En daarna: ‘Alleenlijk wees sterk en heb zeer goede moed’, vers 7. En in vers 9: ‘Heb Ik het u niet bevolen? Wees sterk en heb goede moed.’ Straks zegt het volk het ook tegen Jozua. Zie in vers 18: ‘Wees sterk en heb goede moed.’ Eerder heeft de Heere het ook al twee keer door Mozes laten zeggen: ‘Wees sterk en heb goede moed’ (Deut. 31:6, 23). Tel de keren maar mee: twee keer door Mozes, drie keer door de Heere Zelf en één keer door het volk. Dus in totaal zes keer heeft Jozua het gehoord: ‘Wees sterk en heb goede moed!’ Hieruit weten we dat Jozua deze bemoediging bijzonder hard nodig gehad heeft. Jozua was een mens zoals ieder ander mens. Hij bevindt zich in een eenzame positie en staat voor een zware taak. Hij doorleeft dat hij geen enkele kracht heeft van zichzelf, maar dat hij in alles geholpen
19 moet worden. En nu mag hij het tot zes keer toe horen: ‘Wees sterk en heb goede moed!’ Jozua – de Heere geeft heil Jozua heeft als taak om het volk het Beloofde Land binnen te leiden. ‘Gij zult dit volk het land erfelijk doen bezitten.’ Dit is de taak van Jozua, die eerst Hosea heette. Hosea betekent: heil, redding. Door Mozes wordt Hosea Jozua genoemd (Num. 13:16). De naam Jozua betekent: de Heere geeft heil, de Heere geeft redding. In zijn eerste naam Hosea klinkt de verlossing al door. In die tweede naam, Jozua, wordt duidelijker van Wíe dat heil, die redding komt: van de Heere, Jehova! Als het volk de naam Jozua hoort, worden ze alleen door die naam al naar boven gewezen: de Heere geeft heil! Jozua gaat het volk brengen naar het land dat de Heere Zijn volk met een eed heeft beloofd. Eens sprak de Heere tot Abram bij Sichem: ‘Uw zaad zal Ik dit land geven’ (Gen. 12:7). Izak heeft ditzelfde woord gehoord toen hij in Gerar woonde: ‘Uw zaad zal Ik al deze landen geven’ (Gen. 26:3). Tot Jakob heeft de Heere gesproken in de nacht van Bethel: ‘Dit land waarop gij ligt te slapen, zal Ik u geven en uw zaad’ (Gen. 28:13). De vervulling van die belofte hebben de aartsvaders niet meegemaakt. Soms lijkt het alsof de vervulling van Gods beloften uitblijft en nooit zal komen. Toch is dat niet waar, want de Heere houdt getrouw Zijn Woord. We zien het hier: de Heere beloofde het land en Hij gaat het nu ook geven. God vervult Zijn beloften, door het onmogelijke heen. Kinderen des Heeren, schep moed uit het eerste hoofdstuk van Jozua. De Heere, Jehova, is de God Die trouw houdt, eeuwig leeft en het werk van Zijn handen nooit laat varen.
20 Wat Hij ooit beloofd heeft, zal bestaan. Hij zal nooit herroepen wat Hij eenmaal heeft gesproken. Wat uit Zijn lippen ging, blijft vast en onverbroken. Wat kunnen er in het tijdelijk leven veel onmogelijkheden zijn. Ons huwelijk dreigt te stranden. In het gezin zijn grote zorgen. Naar school gaan betekent een grote berg. We zien onze studie niet meer zitten. Ons dagelijks werk is een dagelijkse last. Het ambtelijk dienen valt ons zwaar. Wat kunnen we onszelf onder alles zwak van moed en klein van kracht gevoelen. Smeek maar om hulp in alle dingen van dit leven. We mogen de Heere om alles vragen. Merk het hier eens op bij Jozua. De Heere weet precies wat deze man op dit moment in deze omstandigheden nodig heeft. Zou Hij het dan voor u, voor jou niet weten? Bijzonder zijn er in het geestelijk leven zo dikwijls onmogelijkheden. De Heere brengt Zijn volk gedurig aan de grond. Daardoor wil Hij hen beproeven en louteren. Maar des te rijker is het, als Hij dan terugkomt op Zijn eigen Woord en iets van de zaligheid doet ervaren in Jezus Christus, de Meerdere van Jozua. Dan zien we naar boven en belijden we: de Heere geeft heil! Houd Mijn wet We lezen in vers 7: ‘Alleenlijk wees sterk en heb zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft.’ Jozua heeft niet alleen moed nodig om te strijden tegen de vijanden, maar hij moet ook sterk zijn om Gods inzettingen te onderhouden. De opdracht is niet alleen: ‘leid dit volk’, maar ook: ‘houd Mijn wet’.
21 Misschien denken we: dat hoeft de Heere toch niet meer tegen Jozua te zeggen? Hij is toch een kind van God, een trouwe dienaar van Mozes? Hij hoeft toch niet meer aangespoord te worden om de wetten te houden die God aan Mozes gegeven heeft?’ Toch wel, want Jozua is een gewoon mens, evenals alle andere Israëlieten. En zijn mensen niet geneigd om de geboden van de Heere te overtreden? Denk aan de geschiedenis van het gouden kalf. Mozes is een tijd op de berg en het volk valt in de zonde van de beeldendienst. Ze vergeten de Heere en verlaten Zijn wet. Jozua is ook een mens uit dat volk. Daarbij staat hij op een bijzondere plaats. Daarom moet hij zéker worden aangespoord om de wetten des Heeren te onderhouden. Hij heeft een voorbeeldfunctie voor anderen. Als Jozua de wet van God verlaat, dan heeft dat grote gevolgen. Mogelijk zal dan heel Israël de wet van de Heere verlaten. Voelen we hoe belangrijk deze aansporing is? De dringende aansporing om in de geboden des Heeren te wandelen, komt ook naar ons toe, allereerst tot de ambtsdragers, als voorgangers van het volk. Die aansporing geldt ook leerkrachten en docenten, die iedere dag met onze kinderen en jongeren omgaan: ga in het spoor van Mijn geboden, wees een voorbeeld! De aansporing is er ook voor ons als ouders, in onze gezinnen. Ja, het is een woord voor iedereen: houd Gods wet! Heel nauwkeurig ‘Alleenlijk wees sterk en hebt zeer goede moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet, welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft.’ De Heere wil het als het ware op
22 het hart van Jozua bínden: onderhoud alles wat Mozes u geboden heeft heel nauwkeurig. ‘Waarnemen te doen’ wil zeggen: nauwgezet onderhouden. Calvijn merkt op: ‘Als nu zo’n groot man deze teugel nodig had, hoeveel temeer dan wij?’ Deze aansporing geldt dus ook voor ons. Bij alles wat we doen, moeten we het Woord en de wet van de Heere ernaast leggen. Dat moeten jullie ook doen, kinderen en jongeren! Denk bij alles na: is dit volgens het Woord van God? Zondig ik hiermee niet tegen een van Gods heilige geboden? Wees nauwkeurig in je leven! ‘En wijk daarvan niet, ter rechter- noch ter linkerhand.’ Jozua moet het evenwicht houden, dus niet naar de rechterhand of naar de linkerhand afwijken. Niet naar de rechterhand... Calvijn zegt: ‘We mogen Gods geboden niet vermengen met onze eigen overwegingen.’ Er zijn mensen die bij de geboden van de Heere nog een hele lijst met andere geboden maken. Raak niet, smaak niet, roer niet aan... Dit is afwijken ter rechterzijde. Niet naar de linkerhand... Ook naar de linkerzijde kunnen we afglijden. Dan gaan we door onoplettendheid veel dingen verzuimen, zegt Calvijn. Dan letten we niet op Gods geboden en kan op den duur alles ermee door. Dan leven we zoals de wereld leeft: doen en laten waar je zelf zin in hebt, los van Gods wetten en inzettingen. De Heere zegt hierbij: ‘Opdat gij verstandiglijk handelt alom waar gij zult gaan.’ Verstandig handelen is voorzichtig handelen. Als u dit doet, zult u voorspoedig zijn in uw hele leven. Hart en mond vol van Gods Woord ‘Dat het boek dezer wet niet wijke van uw mond, maar
23 overleg het dag en nacht’, zo spoort de Heere aan (vs. 8). Bij dit boek van de wet kunnen we denken aan de Tien Geboden in geschreven vorm of aan het boek waarin alle voorschriften staan hoe God door Zijn volk gediend wil worden. Mozes heeft Gods woorden opgeschreven in een boek (Deut. 31:24). De kanttekenaar schrijft hierbij: ‘Laat uw hart vervuld zijn met Gods woord en met Gods kennis, dat uw mond daarvan overvloeit.’ Dus hart en mond moeten vol zijn van Gods Woord. Is ons hart vervuld met het Woord van God? Hoe zit het met de kennis van God? Hebben we God leren kennen zoals Hij werkelijk is? Hebben we onszelf leren kennen als een zondaar, een doelmisser? Hebben we Christus leren kennen als de grote Wetsvervuller? Waar vloeit uw, jouw mond van over? In het dagelijks leven zeggen we weleens: ‘Waar het hart vol van is, daar stroomt de mond van over.’ Wat je hart heeft, daar praat je over. We worden allen aangespoord om onze gedachten te vullen met Gods Woord. We leven in een beeldcultuur, waarbij alles is gericht op het beeld. Maar onze gedachten moeten juist gevuld worden met het Woord. Daarom moet in de gezinnen de Bijbel open: aan tafel en op andere momenten. Het gaat niet om lange hoofdstukken in één keer. Lees liever aandachtig een kort gedeelte. Praat er met elkaar over: wat staat hier? Jongeren, doe de Bijbel open, ook als je alleen bent op je kamer. Neem er de tijd voor. Het Woord is hét middel waarvan de Heilige Geest Zich wil bedienen om je hart te bekeren! Leg al het andere eens aan de kant en vul je gedachten met het Woord. Neem er een verklaring of een ander
24 boek bij waarin het Woord uitgelegd wordt. Dat Woord gaat iedere zondag open in de kerk. Kom trouw op onder de prediking. Laat uw en jouw plaats niet leeg. Wees met Gods Woord bezig in de week op de catechisatie en op de vereniging. Luister eerbiedig als iedere morgen op school de Bijbel opengaat en de juf of meester vertelt. Wees betrokken bij de dagopening, zodat je gedachten vanaf het begin van de dag gevuld mogen zijn met het Woord. Dán alleen zal onze mond ervan kunnen overvloeien. De Heere zegt hier: ‘Overleg het dag en nacht.’ Dus wees onophoudelijk met het Woord bezig. De dichter van Psalm 1 zingt: ‘Maar zijn lust is in des Heeren wet en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’ Doen we dat? We krijgen er nu nog alle gelegenheid voor. Gebruik die tijd! De grote Knecht handelt verstandiglijk We lezen verder in vers 8: ‘Opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is; want alsdan zult gij uw wegen voorspoedig maken en alsdan zult gij verstandiglijk handelen.’ Voorspoedig, dat woord heeft iets in zich van ‘het doel bereiken’. De wegen van het onderhouden van Gods Woord en inzettingen hebben een doel: om bij God te brengen. Een leven zónder God is een doelloos leven, een leven zonder doel. Maar een leven mét God is een doelgericht leven. Het is gericht óp de Heere en brengt ons straks eeuwig bíj de Heere! Hoe nodig is het werk van God de Heilige Geest in ons leven. Dan gaan we waarnemen om te doen alles wat de Heere in Zijn Woord en wet heeft geschreven. Dan zullen we verstandig, voorzichtig handelen. Toch zal dit in eigen kracht nooit gaan.
25 In Jesaja 52 komen we het woord ‘verstandiglijk’ ook tegen. De profeet spreekt aan het begin van de vierde profetie over de Knecht des Heeren: ‘Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen.’ Mogen we hier dan wijzen op Hém, de Heere Jezus Christus, de Meerdere van Jozua? De grote Knecht handelt verstandiglijk! Jozua was de dienstknecht van Mozes, Christus is de grote Dienstknecht van Mozes. Hij is niet gekomen om de wet en de profeten te ontbinden, maar om die te vervullen. Zó vervult Hij alle gerechtigheid. Hij verlost Zijn volk van de heerschappij van de wet. Hij vervult voor hen de wet en gaat die wet Zijn volk leren. Als de Heere door de bediening van de Meerdere van Jozua Zijn wet als een spiegel in ons hart opricht, leren we onszelf kennen als de grootste zondaar voor God. Dan gaanwe leren dat we door de onderhouding van de wet niet zalig kunnen worden. Wat een wonder wordt het, als alles voor ons vastloopt en in de dood eindigt, en er dan zicht mag komen op Hém, de Heere Jezus Christus, de grote Wetsvolbrenger. Hij is het Einde der wet voor een ieder die gelooft. Als God in het leven van de dankbaarheidZijnwet inschrijft in het hart, leren we naar die wet te wandelen. Hoe smartelijk moet het ingeleefd worden dat we dagelijks struikelen in vele. Zo wordt Gods volk uitgedreven naar de Heere Jezus Christus. Hém krijgen we nodig als de Levensbron. Want alleen in Zijn kracht zal het kunnen zijn: ‘Alsdan zult gij verstandiglijk handelen.’ De bron van de dankbaarheid ligt in de Meerdere van Jozua, de Heere geeft heil! Hij is Zijn Kerk gegeven, niet alleen tot wijsheid en rechtvaardigheid, maar ook tot heiligmaking, ja, tot een volkómen verlossing!
26 Krachtige verzekering Gods opdracht aan Jozua bevat een rijke bemoediging. De Heere spreekt: ‘Ik ben met u.’ Ook klinkt er een dringende aansporing: ‘Houd Mijn wet.’ In vers 9 horen we een krachtige verzekering: ‘Heb Ik het u niet bevolen? Wees sterk en heb goede moed, verschrik niet en ontzet u niet; want de Heere, uw God, is met u alom waar gij heengaat.’ ‘Heb Ik het u niet bevolen?’ Calvijn zegt bij deze woorden: ‘Doordat God hier Zijn eigen gezag naar voren brengt bevrijdt Hij het hart van Zijn dienstknecht van twijfel en zorg.’ Het is alsof de Heere zegt: ‘Jozua, als Ík nu zeg: breng dat volk in Kanaän, zal Ik daar dan niet voor zorgen? Als Ík nu deze taak op uw schouders leg, zult u dan geen kracht krijgen om dit te kunnen doen?’ En opnieuw spreekt de Heere: ‘Wees sterk en heb goede moed.’ En Hij voegt eraan toe: ‘Vrees niet en ontzet u niet.’ Zo neemt Jehova alle bezwaren uit het hart van Jozua weg. ‘Want de Heere uw God is met u alom waar gij heengaat.’ Dat mag Jozua opmerken, lezen we in het vervolg van het hoofdstuk. Jozua gaat naar de ambtlieden van het volk, die de zaken moeten regelen. Ook de stam van Ruben, van Gad en de halve stam van Manasse uit het Overjordaanse worden erbij ingeschakeld. Die zullen meegaan en samen met de andere stammen de strijd aanbinden tegen de Kanaänieten, zoals ze eerder beloofd hebben. Het hele volk buigt onder de bevelen van Jozua. Als uit één mond klinkt het: ‘Wij zullen naar u horen.’ Zo mag Jozua zeker weten dat de Heere mee zal gaan. Altijd in de meerderheid God versterkt Jozua met bijzondere beloften, lezen we in
27 het opschrift van de Statenvertalers bij dit hoofdstuk. En de Heere doet wat Hij belooft. Jozua mag de Heere aan Zijn zijde hebben. En dan kan het niet verkeerd gaan. Want wie één is met God, is altijd in de meerderheid. ‘Want de Heere uw God is met u.’ In Jozua is de Heere met het gehele volk Israël. Zien we de lijn naar de Meerdere van Jozua, de Heere Jezus Christus? In Hem, Wiens Naam is Immánuël, is de Heere met Zijn volk. Christus heeft het Zijn Kerk toegezegd: ‘En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld.’ Daarom komen Gods kinderen ook eenmaal in het Kanaän der rust. Want er blijft een rust over voor het volk Gods (Hebr. 4:9). Misschien weten we niet hoe het verder moet. Het geeft alleen rust als de Heere ook tegen ons persoonlijk zegt: ‘Ik ben met u.’ Daar hoort bij: ‘Houd Mijn wet.’ En daarom moet het ons gebed zijn, iedere dag: Leer mij naar Uw wil te hand’len, ’k Zal dan in Uw waarheid wand’len; Neig mijn hart en voeg het saâm Tot de vrees van Uwen Naam. (Ps. 86:6, ber.)
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==